Drie weken geleden waren alle proeflezers klaar en schreef ik de laatste, definitieve versie van mijn verhalenbundel. Ik was eigenlijk langer bezig met de volgorde van de verhalen dan met het laatste redigeerwerk en haalde zelfs nog een verhaal weg en verving het door een vers geschreven verhaal. Twee weken geleden was het klaar en stuurde ik het manuscript naar mijn uitgever. Gisteren waren ze klaar met lezen en gaven officieel groen licht: het wordt uitgegeven!
Tja, leuk, maar er moet nog wel het een en ander gebeuren. Er moet bijvoorbeeld nog een cover komen en – detail – het moet ook verkocht worden. Over een week heb ik een gesprek met de uitgever. Zij zorgen ervoor dat het boek wordt geregistreerd bij het Centraal Boekhuis, dat er een ISBN-nummer komt, dat het gemaakt wordt (print on demand en als e-book) en zo nog wat meer.
De marketing en pr liggen echter grotendeels in mijn handen – en laat dat nou net iets zijn waar ik niet in uitblink. Hopelijk komt dus ook dat ter sprake in het gesprek.
Zo lang ik nog niet mijn uitgever heb gesproken kan ik nog niet veel doen.
Wat ik dan in de tussentijd zoal doe? Los van wat freelancewerk, gezinsdingen en andere zaken waar u niets over wilt weten, ben ik een kort verhaal aan het schrijven voor een kleine (young adult thriller)schrijfwedstrijd, zodat ik blijf schrijven. Ik heb geen YA-aspiraties, maar het lijkt me gezond ook af en toe wat anders te doen.
Daarnaast lees, luister en discussieer ik bij de podcast Elder Sign, een soort weird-fictionclubje van twee docenten/schrijvers van Princeton University. Ze zijn best nieuwsgierig naar mijn bundel hoor, maar ik schrijf helaas alleen Nederlands, en verhalen laten vertalen is vooralsnog te duur voor mij.
Ik moet blijven lezen en muziek blijven luisteren voor inspiratie, anders zak ik te veel weg in de alledaagse saaiheid. Gisteren, in Elder Sign-verband, las ik weer eens een mooie zin, een die werd geroemd door Lovecraft, S.T. Joshi en Lord Dunsany zelf (want de zin komt uit zijn toneelstuk The Gods of the Mountain en blijkbaar was Dunsany niet al te bescheiden). En zo komen we uit bij de titel van dit stukje, dat ik daardoor toch nog wat minder saai heb kunnen maken. Speciaal voor u.