De eerste versie van mijn verhalenbundel is af. Eén proeflezer heeft de verhalen al van commentaar voorzien terwijl ik de bundel schreef, drie anderen zijn op dit moment bezig. Proeflezers kunnen natuurlijk taal- en stijlfouten en onduidelijkheden opsporen, maar ze doen veel meer dan dat. Ik heb ze bijvoorbeeld ook gevraagd hoe ze mijn verhalen zouden omschrijven. Wat heb ik eigenlijk geschreven?
De horror
Ik weet zelf niet precies wat ik geschreven heb. Mijn uitgever heb ik beloofd horror te zullen schrijven, al heb ik hem even later opgebiecht dat ikzelf niet precies meer wist welk genre het was – ik probeerde het met ‘een combinatie van horror, mystery, magisch realisme en existentialisme,’ al vond ik dat eigenlijk ook geen goede omschrijving.
Maar aspirant-lezers (en verkopers) willen toch graag een korte, duidelijke omschrijving. Kennissen en vrienden ook:
‘Maar Dolf, wat voor soort verhalen schrijf je dan?’
‘HORROR!’
Meestal volgde dan een gewenst antwoord (‘goh wat leuk’), waarna mij al dan niet expliciet werd duidelijk gemaakt dat het echter niet iets voor hem/haar was.
Uit de reacties van mijn proeflezers blijkt ook wel dat ik dit niet moet zeggen. ‘Het is wel een soort horror, maar ook weer niet’ of ‘het is een soort horror met een twist’. Mensen hebben verwachtingen bij horror. Die-hard horrorfans kopen misschien ten onrechte mijn boek. En mensen die het aardig zouden kunnen vinden, laten het wellicht liggen ‘omdat het horror is’.
Iets anders
Ik moet het dus anders noemen.
De proeflezers lieten me weten dat ik wel een duidelijke eigen stem heb (gelukkig). Daarbij komt dat ik (bijna) alle verhalen rond dezelfde gedachte heb geschreven. Maar het is ook duidelijk dat de verhalen qua setting en uitwerking duidelijk verschillen en daarmee misschien ook min of meer verschillen in hun ‘genre’.
Wanneer ik ga schrijven, ben ik eigenlijk altijd geïnspireerd door een boek, een muziekstuk of een kunstwerk. Dat beïnvloedt dan duidelijk het resultaat van mijn schrijven. H.P. lovecraft heeft ooit eens uitgeroepen: ‘There are my “Poe” pieces and my “Dunsany” pieces – but alas – where are any “Lovecraft” pieces?’ Ik ben zelf een beginnende schrijver en ontleen dus nog veel van mijn stijl en ideeën aan de schrijvers, musici en kunstenaars die ik bewonder. Originaliteit bestaat niet: al put ik ook uit mijn eigen ervaringen, alles dat ik schrijf komt stilistisch gezien bewust of onbewust uit alles dat ik als lezer, kijker en luisteraar consumeer. En wat ik consumeer en bewonder is elke keer weer wat anders.
Een label?
Ik zou een heel essay kunnen schrijven over mijn zoektocht naar een goede omschrijving, maar dat zal ik u besparen. Wel kan ik enkele genres noemen waarin, volgens labelaars, mijn inspiratiebronnen werkzaam zijn. Enkele voorbeelden:
- Filosofische horror
Zo wordt het werk van Thomas Ligotti wel omschreven, al vallen bij hem ook de woorden nihilistisch, pessimistisch, dark, gothic en weird. Hoe dan ook is Ligotti een van mijn voornaamste inspiratiebronnen. Maar ja, ‘filosofische horror’ (of ‘existentialistisch’ of ‘absurdistisch’), het klinkt allemaal wel erg hoogdravend – ik ben per slot van rekening geen Harry Mulisch. - Weird
Naast wereldklassiekers (voor mijn literaire opvoeding, zeg maar), lees ik voornamelijk boeken die onder het kopje weird of new weird worden geplaatst. Voor veel mensen is weird synoniem voor Lovecraftiaans, maar het wordt al sinds Lovecraft deze term bedacht aan tal van andere werken gekoppeld. Denk daarbij aan (bepaalde) verhalen van Lord Dunsany, Poe, Arthur Machen, Kafka, Ambrose Bierce, Stephen King, William S. Burroughs, Haruki Murakami, Tanith Lee, Clive Barker, Mark Z. Danielewski, Caitlín R. Kiernan, China Miéville, Neil Gaiman, et cetera, et cetera – u ziet het vast al: het gaat om een grote groep zeer uiteenlopende schrijvers (al ontbreken de Nederlanders geheel – dat is wel een opvallend patroon). Weird fiction, hoe interessant ook, is geen genre. Het is eerder een set van verhalen met eenzelfde idee. Zoals de bekendste weird fiction-deskundige S.T. Joshi het verwoordt: ‘”the weird tale” is primarily the result of the philosophical and aesthetic predispositions of the authors associated with this type of fiction.’ Een interessant fenomeen, maar eigenlijk onbruikbaar als genrelabel, omdat het vrolijk door vele verschillende genres heen huppelt. - Magisch realisme en surrealisme
Ik probeer in mijn verhalen zeker een gevoel van vervreemding op te wekken, maar het aspect ‘angst’ blijft in deze labels onderbelicht. En wat te doen met Kafka? Volgens Camus is dat ware absurdistische literatuur. Maar dat klinkt, zoals gezegd, toch weer te hoogdravend, en al heeft Kafka mij beïnvloed, mijn verhalen zijn toch niet te vergelijken met die van Kafka. - Progressief, experimenteel, avant-garde
Deze termen staan eigenlijk allemaal voor ‘vernieuwend’ (al dan niet stilistisch gezien). Zoals gezegd probeer ik dat zeker na te streven, maar ik mag hopen dat alle niet-commerciële schrijvers vernieuwend willen zijn. Want wat, behalve verkoopcijfers, zou anders de reden kunnen zijn dat je schrijft? Maar misschien ben ik wat dat betreft te veel verstrikt in mijn eigen idée-fix.
Gewoon ‘verhalen’?
Zogenaamde ‘genrefictie’ zou alle fictie zijn die gemakkelijk onder een label is te plaatsen. Het wordt vaak denigrerend gebruikt of juist als geuzennaam. Dit is natuurlijk onzin. Veel van de meest diepgaande en vernieuwende boeken die ik heb gelezen vallen onder deze zogenaamde ‘genrefictie’ (horror, sf, weird, fantasy…), terwijl menige hoogdravende ‘literatuur’ behoorlijk hol is onder zijn geaffecteerde laagje vernis, en vaak genoeg niet erg vernieuwend. Al met al lijkt het beter labels te vermijden om verkeerde verwachtingen te vermijden.
Gewoon ‘verhalen’ dan maar? Nee. Dat is en blijft te vaag. Moet ik misschien zelf een nieuw label bedenken (‘progressieve horror’)? Ik kom er zelf nog niet uit. Ik wacht af wat mijn proeflezers zullen zeggen. Wordt vervolgd.
Foto: Infrogmation of New Orleans – Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=84192845